Het onzichtbare zichtbaar maken – Hilma af Klint 

(brief voor tijdschrift La Verna)

Lieve lezer,

In deze rubriek over kunst ging het tot nog toe vooral over mijn eigen ervaringen en zoektocht, omdat dat dat toch het enige is waar ik met enige ‘autoriteit’ over kan spreken. Altijd in de hoop dat het bij jou ook iets wakker maakt.

Verder in deze brief weer een persoonlijke ontboezeming. 

Maar eerst wil ik het hebben over Hilma af Klint, een kunstenares die een eeuw geleden het onzichtbare zichtbaar wilde maken. We keren terug naar 2013, de Biënnale van Venetië. In deze hoogmis van de hedendaagse beeldende kunst trof me de grote belangstelling voor beeldende uitingen van oude en nieuwere spirituele tradities in een van de hoofdtentoonstellingen. Daaronder ook ruim aandacht voor het werk van Hilma af Klint (Zweden, 1862-1944). Ze leefde en werkte in een tijd waarin vrouwelijke creativiteit niet au sérieux genomen werd. Alleen mannen werden geacht echt vernieuwend, ‘scheppend’ te kunnen zijn. 

Hilma af Klint verdiende de kost als portret- en landschapsschilder, maar verenigde zich daarnaast met vier andere vrouwen in ‘De Fem’ (De Vijf). ‘De Fem’ was een geheim genootschap dat bijeenkwam voor spiritistische séances. Hilma vond er steun en inspiratie voor een gigantisch oeuvre van meer dan duizend schilderijen en talloze schets- en notitieboekjes. Ondanks het geheime karakter van haar werk – ze legde zelf bij testament vast dat het pas twintig jaar na haar dood aan de wereld getoond mocht worden – was het zeer goed gedocumenteerd. Het leek wel of ze zich ervan bewust was dat haar werk niet voor haar eigen generatie bedoeld was, maar een grote aantrekkingskracht zou uitoefenen op toekomstige generaties. Toen het werk in de jaren 1980 eindelijk naar buiten kwam, verwierf het internationale bekendheid. 

Drie jaar geleden kruiste haar werk voor het eerst mijn pad tijdens de Biënnale van Venetië. En toen ik in april van dit jaar in Londen was, had ik het geluk daar een grote tentoonstelling over haar werk te kunnen bezoeken in de Serpentine Gallery. Het viel me op dat de tentoonstelling op veel belangstelling mocht rekenen. In andere Londense – nochtans ook gerenommeerde – galeries liep ik bijna alleen rond, maar hier waren bijzonder veel bezoekers. De catalogus was zelfs uitverkocht. 

Wat mij het meest treft in het werk van Hilma af Klint is de radicale, doortastende en heldere manier waarop ze de binnenwereld met haast wetenschappelijke nauwkeurigheid analyseerde en zichtbaar maakte. In de meeste teksten over haar werk wordt ze vooral geroemd om haar belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de abstracte kunst. Ze was daarin een echte pionier. Ze ging grote namen als Kandinsky, Mondriaan en Malewicz vooraf met geometrische vormen en vernieuwende kleuren. Ik denk echter dat het haar niet ging om het ontwikkelen van een nieuwe vormtaal op zich, maar dat het de radicale keuze voor het zichtbaar maken van de innerlijke wereld was die haar deed kiezen voor vormen die tot op dat moment, zacht uitgedrukt, hoogst ongewoon waren. Abstractie is trouwens een zeer relatief begrip. Enerzijds omdat haar werk naast geometrische vormen ook veel figuren blijft bevatten. Anderzijds omdat het niet gaat om beelden die losstaan van de realiteit. Integendeel, ze verwijzen wel degelijk naar een waarneming: de innerlijke waarneming.

Als je me vraagt of ik haar werk mooi vind, moet ik nog altijd bekennen dat ik het niet goed weet. Sommige werken spreken me meer aan dan andere, maar daar gaat het me niet om: ik vind het vooral bijzonder fascinerend! Zeker als ik het geheel van haar werk bekijk. De vele schetsen en notities, vaak herhaaldelijk gecorrigeerd, geven een inzicht in haar zoektocht. Ze tonen haar doortastendheid, maar even goed haar twijfels. Hoe ze met die wetenschappelijke blik elke ervaring analyseert, onderzoekt, bevraagt en in vaak wiskundig-geometrische vormen uitdrukt. Hoe andere schetsen dan weer heel direct-intuïtief haar ervaring weergeven. Een spel zijn van energetische kleurvlakken en lijnen.

In haar (soms zeer) grote schilderijen valt me op hoe ze in de dualiteiten van de wereld steeds weer op zoek gaat naar eenheid. Man/vrouw, dag/nacht, organisch/strak, … het zijn thema’s die telkens opnieuw, in eindeloze variaties, terugkeren en die zij laat transformeren van strijdend en tegengesteld naar harmonisch en verbonden. Hoe herkenbaar, hoe dicht bij de noodzaak die we ook vandaag weer zo scherp aanvoelen.

Ook in haar tijd waren er maatschappelijke spanningen, werden tegenstellingen steeds scherper geformuleerd en tegen elkaar uitgespeeld. Wat leidde tot een cultuur van angst en zelfs van extreme haat in de westerse wereld. Daar probeerde zij op haar manier een antwoord op te geven. Een antwoord met hoop op een toekomst die haar werk wél zou begrijpen, die wél zou openstaan voor de beeldende inzichten van een visionaire vrouw, voor het inzicht dat onder elke tegenstelling een diepere eenheid zit. Voor het werk van een vrouw die het onzichtbare zichtbaar maakte.

Om heel wat redenen herken ik me in Hilma af Klint en in haar zoektocht. Maar het onzichtbare zichtbaar maken, laat dat nu net iets zijn waar ik op dit moment ontzettend mee worstel. Anders gezegd, het gevoel onzichtbaar te zijn overvalt me de laatste tijd geregeld. 

Het gebeurt in heel alledaagse situaties, zoals toen een auto me vorige week op een rustige weg bijna aanreed en de chauffeur gewoon zei: “Sorry, ik had u niet gezien.” Of in die vergadering, toen ik een idee al twee keer geopperd had en het pas opgepikt werd toen een man in het gezelschap het nog eens herhaalde. Of op het feestje waar iedereen luid en vrolijk aan het praten was en ik het liefst in lucht was opgegaan omdat niemand me echt zag. Herkenbaar? 

Vervelende momenten, telkens weer een opdracht voor mijn zelfvertrouwen. En voor dat ego dat toch telkens weer zijn plek komt opeisen. Maar voor mij wordt het pas fundamenteel als het over mijn werk als kunstenaar gaat. Ik moet bekennen dat ik er veel mee te maken krijg sinds ik de beslissing nam om, zoals ik een van de vorige keren uitlegde, mijn blik naar binnen te richten en te schilderen wat ik daar zie. 

Ik heb geluk: mijn artistieke omgeving steunt me in die keuze en vindt het boeiend. Het voelt bevrijdend. Het klopt met hoe ik de wereld ervaar en met wat ik momenteel wil tonen, wil zichtbaar maken. Maar de confrontatie met de buitenwereld is niet evident, stelt me telkens weer op de proef. Ik ondervond onlangs dat het ‘brede publiek’ het vaak letterlijk niet ziet. Ik had toevallig drie tentoonstellingen op korte tijd, en daar heb ik heel scherp ervaren hoe het publiek op zoek gaat naar vertrouwde aanknopingspunten, naar wat ze kennen uit de buitenwereld. Of naar wat op een assertieve manier de aandacht vraagt. En dat doet de fragiliteit van de binnenkant die ik wil tonen net niet. 

Het zichtbaar willen maken van wat in se onzichtbaar is is natuurlijk een paradoxale betrachting. Belangrijk voor me, maar soms lijkt het bijna onmogelijk. 

Ik heb gemerkt dat het een kwestie is van geduld, van tijd. Tijdens twee kortlopende tentoonstellingen ging het zo: de eerste dagen liepen de meeste mensen gewoon door langs mijn werk, hoogstens een schuine, vragende blik erop werpend, zoekend naar vertrouwde aanknopingspunten. De enkelingen die toch keken, namen er hun tijd voor, in stilte, verzonken in zichzelf. En vreemd: op de laatste dag kwamen heel wat mensen terug bij wie toch iets was blijven hangen. Nieuwsgierig nu, zoekend naar een sleutel om hen te helpen zien wat ze eerder niet konden zien. 

De derde tentoonstelling verliep anders. Daar was het de context die mensen open en ontvankelijk maakte. In de Kruidtuin van Leuven hing mijn werk in een grote oranjerie en een kleine glazen serre tussen de planten. De hele Kruidtuin ademt een sfeer van rust, sereniteit en natuurlijk leven. Mensen komen er om te lezen, op adem te komen, te reflecteren. Het voelde aan als een natuurlijke habitat voor mijn werk, dat er een dialoog aanging met de omgeving. Bezoekers herkenden de energie die ze in de natuur zien en waarnaar ze bij zichzelf op zoek zijn. Ze begonnen bij het bekijken van mijn tekeningen spontaan te praten over hun liefde voor het leven, voor alles wat groeit, over hun eigen ervaringen met meditatie, een enkele keer over visioenen. De gesprekken waren rustig, de contacten diepgaand. Ze ‘zagen’ de tekeningen en schilderijen die hun eigen werk doen en lieten zich erdoor voeden…

Het wordt me steeds duidelijker. Ik kan de zichtbaarheid van het onzichtbare niet forceren. Als ik het loslaat kan het zijn eigen werk doen. Het blijft bij momenten confronterend om te moeten vaststellen dat wat zich extravert en met (visueel) geweld aandient aan de buitenwereld zoveel aandacht krijgt. Maar het is ook telkens weer een les in nederigheid, in geduld en vertrouwen. Het noopt me om telkens opnieuw de keuze te maken. Voor het kwetsbare, voor het trage, het verbindende, voor het zichtbaar maken van het onzichtbare. En als ik het weer moeilijk heb, vind ik moed en vertrouwen bij vrouwen als Hilma af Klint. Als ik dan denk aan haar keuze om haar werk minstens twintig jaar na haar dood niet aan de buitenwereld te tonen, dan is mijn geduld zéér relatief… Dan besef ik dat het dankzij het bovenmenselijke geduld van mensen als zij is dat ik kan doen wat ik doe. 

Het onzichtbare wil weer zichtbaar worden. We moeten het niet ver zoeken: wereldwijd, ook bij ons, exploderen de gemoederen omdat oude structuren niet meer werken, omdat de eenzijdige macht van geld en economische groei niet meer wordt aanvaard en geen antwoord kan bieden op het spoor van (natuur)geweld dat door de wereld trekt. Ik heb er ook geen antwoord op, maar wil blijven luisteren naar mijn innerlijke wereld, die ook deel uitmaakt van de innerlijke wereld van het hele universum en dat zichtbaar maken. Daar ligt mijn hoop en vertrouwen. Daar vind ik de kracht om te kijken met mildheid, om te handelen uit inzicht en liefde.

Lies

Previous
Previous

‘De kunstenaar als Sjamaan’. 

Next
Next

Kunstenaarspijntjes